Twee intifada's
De eerste intifada 1987-1993
Eind 1987 brak er een opstand uit in de door Israël bezette gebieden: de intifada (‘het zich weer oprichten’ of ‘opstand’). De actie begon in Gaza, en verspreidde zich over de steden van de Westoever. Zij vormde een protest tegen de nederzettingenpolitiek. Die werd door Begins opvolger premier Yitzjak Shamir (1986-1992) van Likoed voortgezet.
Er kwamen steeds meer obstakels voor Palestijnen die zich in de bezette gebieden wilden verplaatsen. Zij voelden zich beroofd van elementaire rechten.
Jonge Palestijnen wierpen molotovcocktails, en slingerden stenen naar de Israëlische soldaten. Israël, dat op het slagveld onverslaanbaar was, toonde een kwetsbare plek. Het wist geen beter antwoord te verzinnen dan er ongenadig op los te meppen. Honderden Palestijnen werden gedood, duizenden raakten gewond. Huizen van oproerkraaiers werden met bulldozers vernietigd, boomgaarden omgehakt.
Uit het Moslim Broederschap in Gaza ontstond een nieuwe organisatie, Hamas (afkorting van Islamitische Verzetsbeweging). Zij propageerde een islamitisch radicalisme, dat de PLO vreemd was. Onder geen beding wenste Hamas de realiteit van het bestaan van de staat Israël te accepteren.
De Oslo-akkoorden 1993-2000
In 1992 kwam in Israël de Arbeiderspartij weer aan de macht, met Rabin als premier. In tegenstelling tot zijn tegenstanders van het Likoed-blok stuurde Rabin aan op vrede met de Palestijnen. In 1993 werd in Washington een principeakkoord gesloten, op basis van geheime besprekingen in Oslo, waarbij Israël de PLO erkende en omgekeerd. Arafat drukte de hand van premier Rabin, onder het toeziend oog van President Clinton. Dit was een sensationeel moment. Triomfantelijk deed Arafat vervolgens zijn intree in Gaza en op de Westoever.
De euforie was echter van korte duur. Er waren inmiddels meer dan 200.000 joodse kolonisten in Gaza en op de Westoever, de joodse inwoners van Oost-Jeruzalem niet inbegrepen. Zij gaven te kennen nimmer hun nederzettingen op te geven en maakten een Palestijns zelfbestuur onmogelijk.
Ook werd er nooit een overeenkomst gesloten over Jeruzalem; zowel de Israëli’s als de PLO claimden Jeruzalem als hoofdstad.
Het vredesproces kreeg een ernstige slag te verduren toen premier Rabin in november 1995 werd doodgeschoten door een joodse extremist; veel ultra-orthodoxe joden stonden uiterst vijandig tegen de regering-Rabin die immers concessies wilde doen aan de PLO.
Een ander aspect dat het vredesproces moest verduren was een epidemie van aanslagen. Palestijnse Autoriteit in Gaza en op de Westoever slaagde er niet in dit Hamas-geweld te beteugelen. Behalve Hamas waren er nog enkele andere terreurorganisaties actief, waaronder Hezbollah, die bestond uit radicale sjiitische moslims die vanuit Libanon opereerden, en de Islamitische Jihad.
De gevoelens van onveiligheid vanwege de terreuraanslagen maakten dat Israëlische kiezers in 1996 Rabins opvolger Peres naar huis stuurden. Likoed kwam weer aan de macht. Premier Benjamin Netanyahu trad veel harder op tegen de Palestijnen dan zijn voorgangers. Bovendien keurde hij de bouw van nieuwe joodse nederzettingen op de Westoever goed. Die lokten op hun beurt weer terreuraanslagen uit. Het geloof in het Oslo-vredesproces verdween.
In juli 2000 faalde een bemiddelingspoging van de Amerikaanse president Clinton. Barak bood Arafat 85 procent van de bezette gebieden aan, maar de beste stukken zouden Israëlisch bezit blijven en de in de kwestie-Jeruzalem gaf Barak geen krimp. Arafat weigerde, en de kans op vrede was verkeken.
De tweede intifada.
In september 2000 barstte er in de bezette Palestijnse gebieden opnieuw een grote opstand los, de tweede intifada, naar aanleiding van een provocerend bezoek van oppositieleider Sharon aan de Al-Aqsa-moskee op de Tempelberg in Jeruzalem. Voor de islamieten was dit een heilige plek bij uitstek. Ook stond de moskee symbool voor de Palestijnse strijd voor een eigen staat met Jeruzalem als hoofdstad.
In februari 2001 kwam Sharon (Likoed) aan de macht. De onderhandelingen met de Palestijnen werden niet meer hervat. Het Israëlische leger reageerde buitengewoon hard tegen het verzet van Palestijnse kant.
In 2002 viel Israël alle Palestijnse steden binnen die volgens de Oslo-akkoorden zelfbestuur hadden – behalve Jericho – en al eerder werden gebieden geheel afgesloten en werden wongen en infrastructuur vernietigd.
Omdat Arafat door Sharon verantwoordelijk werd gesteld voor de aanslagen, werd hij constant onder vuur gehouden. Arafat kon daar niet veel tegen uitrichten, zeker niet omdat de Israëli’s hem praktisch beroofden van zijn bewegingsvrijheid en gezagsinstrumenten.
Als gevolg op de aanhoudende aanslagen (nabestaanden van zelfmoordterroristen werden door Saddam Hoessein financieel gesteund) begon Israël met het bouw van een ‘veiligheidsmuur’. Deze muur moest de Palestijnen in de bezette gebieden scheiden van de staat Israël en Palestijns terreur verhinderen. De muur staat grotendeels op grond die eigendom is van Palestijnen en die voor dat doel onteigend werd.
Israël vertrouwde op de sterke Israël-lobby in het Amerikaanse Congres. Elk jaar ontving het drie miljard dollar aan steun uit Amerika, waarvan twee miljard als militaire subsidie.
Routekaart naar Vrede
In 2003 was er een nieuwe poging om het geschil tussen de Israëli’s en de Palestijnen op te lossen. De Verenigde Staten, Rusland, de EU en de VN presenteerden een vredesplan, getiteld: Routekaart naar vrede. Ondanks hoopgevende gebaren kon het uiteindelijk niet voldoen aan de eisen. De joodse kolonisten op de Westoever en de Gazastrook waren niet van plan te vertrekken. Sharon liet enkele illegale buitenposten afbreken, maar dat was meer voor de show. Ondertussen bouwde Israël voort aan wegen die de Palestijnse gebieden steeds verder versnipperden en hele dorpen dreigden te isoleren. Ook werd druk verder gebouwd aan de veiligheidsmuur.
Verkiezingsoverwinning voor Hamas
De Israëlische premier Sharon werd begin 2006 uitgeschakeld door een hersenbloeding die hem in een langdurig coma bracht. Zijn opvolger, Ehud Olmert, bleek niet in staat om voldoende leiderschap uit te stralen.
In januari 2006 won de fundamentalistische beweging Hamas, die het bestaansrecht van Israël niet erkende, de Palestijnse verkiezingen in de Westoever en de Gazastrook. De nieuwe premier Ismail Haniye stond van het begin af aan op gespannen voet met Mahmoud Abbas, de opvolger van de in november 2004 overleden PLO-leider Arafat.
Pogingen om een coalitieregering te vormen tussen Hamas en El Fatah, de voornaamste groepering binnen de PLO, strandden. De achterbannen van Hamas en Fatah raakten herhaaldelijk slaags met elkaar. In de loop van 2006 waren er steeds vaker bloedige straatgevechten. Het oplaaiende geweld was het gevolg van een pure machtsstrijd tussen de ooit machtige Fatah en de opkomende macht Hamas. Daarachter ging een ideologisch conflict schuil; president Abbas (Fatah) wilde het vredesoverleg met Israël voortzetten, Hamas bleef weigeren het bestaansrecht van Israël te erkennen.
Premier Olmert weigerde, in samenspraak met Amerika, de verkiezingsoverwinning van Hamas te erkennen. In zijn ogen was en bleef Hamas een terroristische organisatie, waarmee niet te onderhandelen viel. Olmert legde de Palestijnse Autoriteit een financiële boycot op, in nauwe samenwerking met de VS en de EU. Critici zagen deze stap als een duidelijk bewijs voor de minachting van Israël en de Amerikanen voor democratische stembusuitslagen zodra die niet in hun straatje pasten.
Ongeveer 165.000 Palestijnen in dienst van de Palestijnse Autoriteit ontvingen geen salaris meer. Velen verloren hun baan. Ook door de economische en militaire blokkades liepen de spanningen in de Gazastrook en de Westoever op. De Palestijnse bevolking werd zwaar gedupeerd.
In oktober 2006 haalde Olmert een nieuwe vice-premier in zijn kabinet, de uiterst rechtse Avigdor Lieberman. In 2004 was hij door premier Sharon ontslagen als minister, juist vanwege zijn verzet tegen de ontruiming van de Gazastrook.
Aan Olmerts vermogen Israël te leiden rees op nieuw twijfel toen hij toegaf dat zijn land over kernwapens beschikte. Met zijn verspreking doorbrak hij een publiek geheim.